Het is bekend dat er al ver voor Christus angorageiten bestonden. Reeds 3500 jaar voor Christus moeten de Sumeriërs in Centraal Azië (Mesopotamië) angorageitachtige dieren hebben gehad die als vroeg gedomesticeerde vorm van de wilde bezoargeit kunnen worden beschouwd. Bij de stad Ur zijn mozaïeken gevonden uit de tijd rond 2500 voor Christus, waarop geiten met vachten en horens worden afgebeeld die sprekend lijken op angorageiten.
Tegenwoordig zijn er op de hele wereld ongeveer 7 miljoen angorageiten. De meeste komen voor in Zuid-Afrika, gevolgd door de Verenigde Staten (Texas) en Turkije. Ook komen ze voor in Australië, Canada, Argentinië en Nieuw-Zeeland. De Europese dieren komen voor in Nederland, België, Duitsland, Frankrijk, Engeland, Schotland en Denemarken. Ze zijn vrijwel allemaal geïmporteerd uit Canada (Denemarken heeft een aantal geiten geïmporteerd uit Nieuw-Zeeland).
Een angorageit moet twee keer per jaar geschoren worden. Vanwege de vezellengte zou eigenlijk om de 8 maanden ideaal zijn, maar dat past niet in de seizoenen. Naarmate de haren langer worden, groeien ze minder snel. Twee maal scheren verhoogt de mohairproductie. Een angoralam levert per schering ongeveer 1,5 kilo (kid) mohair, een volwassen geit ongeveer 3 kilo. Bokken leveren ongeveer 4 kilo per schering.
Angorageiten zijn rustig, aanhankelijk, sober en laten zich vrij gemakkelijk behandelen. Ze zijn erg nieuwsgierig, maken weinig lawaai en hebben weinig neiging tot uitbreken. De lammeren vinden het leuk om te klimmen; volwassen geiten doen dat veel minder. Een groot voordeel is dat bokken vrijwel niet stinken, behalve in het dekseizoen. Hoe ouder de bok, des te sterker kan zijn geur in het dekseizoen zijn.
Kijk voor meer informatie over angorageiten op www.angorageit.nl, de website van de Nederlandse Angorageiten Fokkers Vereniging (NAFV).